Wat betekent vuelo in Spaans?

Wat is de betekenis van het woord vuelo in Spaans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van vuelo in Spaans.

Het woord vuelo in Spaans betekent vliegen, vliegen, vliegen, vliegen, vliegen, racen, voorbij vliegen, vliegen, voorbij vliegen, wegblazen, waaien, afdwalen, per jet vliegen, baan, een vliegreisje maken, iets blazen, opblazen, jatten, klauwen, gappen, jatten, klauwen, jatten, klauwen, pikken, vlucht, vlucht, vlucht, vlucht, etappe, korte vlucht, niet kunnende vliegen, over de grond scheren, wegvliegen, opvliegen, wegvliegen, ontploffen, exploderen, hoge koorts hebben, scheren boven, zweven, planeren, cirkelen, op hol slaan. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord vuelo

vliegen

verbo intransitivo

Puedes ver volar a los pájaros todos los días.

vliegen

verbo intransitivo (met vliegtuig)

Volamos a San Francisco el verano pasado.

vliegen

(besturen)

El piloto volaba a menudo.

vliegen

(aviación) (besturen)

El piloto volaba un 747

vliegen, racen

verbo intransitivo (figurado) (figuurlijk)

Reviso volando estas oraciones de ejemplo.

voorbij vliegen

verbo intransitivo (tijd)

El tiempo vuela cuando te estás divirtiendo.

vliegen

Volar puede dar miedo, por eso, algunos pájaros tienen que empujar a sus polluelos del nido para enseñarles.

voorbij vliegen

verbo intransitivo (figurado) (figuurlijk)

Las horas vuelan cuando estoy contigo.

wegblazen

El viento voló el billete.

waaien

verbo intransitivo

La arena vuela por la playa.

afdwalen

(mente, pensamientos)

Dan trataba de concentrarse en su trabajo, pero su mente volaba.

per jet vliegen

verbo intransitivo (en avión)

El presidente voló a New York para la conferencia de prensa.

baan

(general) (van een projectiel)

La pelota voló hasta dar en el bosque.

een vliegreisje maken

verbo intransitivo (vuelo corto)

George voló hasta San Francisco esta mañana para ir a una reunión.

iets blazen

verbo transitivo (wind)

El viento voló los papeles de la mesa.

opblazen

verbo transitivo

La brigada de demolición voló el puente.

jatten, klauwen, gappen

(informal, robar) (informeel)

Los ladrones mangaron mi teléfono cuando no estaba mirando.

jatten, klauwen

(ES, jerga) (slang)

Tim le mangó algo de dinero a su madre.

jatten, klauwen, pikken

(informal) (slang)

El ladrón le mangó la cartera del bolsillo.

vlucht

nombre masculino

No fue un mal vuelo. Dormí casi todo el rato.

vlucht

nombre masculino (luchtverkeer)

El vuelo a Madrid dura siete horas.

vlucht

nombre masculino (vogels)

El vuelo de las aves a menudo es hermoso.

vlucht

nombre masculino

Fue un vuelo de tres horas.

etappe, korte vlucht

nombre masculino (corto) (in vliegtuig)

Es un vuelo corto de aquí a Portland.

niet kunnende vliegen

locución adjetiva

over de grond scheren

(van een vliegtuig)

wegvliegen

Después de ser librado del gato, el pájaro se sacudió y luego se echó a volar.
Nadat de vogel gered werd van de kat, schudde hij eens en vloog dan weg.

opvliegen, wegvliegen

locución verbal

El pájaro se asustó y echó a volar.
De geschrokken vogel vloog weg.

ontploffen, exploderen

(coloquial)

Vi al Hidenburg volar por los aires.

hoge koorts hebben

(coloquial)

Cuando Cathy le tocó la frente a su hijo, ardía de fiebre.

scheren boven

locución verbal

Es maravilloso ver a las gaviotas volar al ras de las olas.

zweven, planeren

(van zweefvliegtuig)

Sarah aprendió a volar sin motor en el planeador de su padre.

cirkelen

El avión voló en círculos durante una hora esperando a que se disipara la niebla.

op hol slaan

locución verbal (figurado)

Deja volar tu imaginación y piensa en un lugar adonde ir de viaje.

Laten we Spaans leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van vuelo in Spaans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Spaans.

Ken je iets van Spaans

Spaans (español), ook bekend als Castilla, is een taal van de Iberisch-Romaanse groep van de Romaanse talen, en de 4e meest voorkomende taal ter wereld volgens sommige bronnen, terwijl andere het als een 2e of 3e vermelden meest voorkomende taal. Het is de moedertaal van ongeveer 352 miljoen mensen en wordt gesproken door 417 miljoen mensen wanneer de sprekers als taal worden toegevoegd. sub (geschat in 1999). Spaans en Portugees hebben zeer vergelijkbare grammatica en woordenschat; Het aantal vergelijkbare woordenschat van deze twee talen is tot 89%. Spaans is de primaire taal van 20 landen over de hele wereld. Geschat wordt dat het totale aantal sprekers van het Spaans tussen de 470 en 500 miljoen ligt, waarmee het de op één na meest gesproken taal ter wereld is, gemeten naar het aantal moedertaalsprekers.