Wat betekent golpear in Spaans?

Wat is de betekenis van het woord golpear in Spaans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van golpear in Spaans.

Het woord golpear in Spaans betekent slaan, treffen, slaan, slaan, afranselen, een mep/klap geven, slaan, stompen, slaan, klotsen, slaan, raken, slaan, stoten, dreunen, bonzen, raken, treffen, botsen, slaan, slaan, aanvallen, met een klap slaan, tikken, drive slaan, smeden, herhaaldelijk slaan, raken, vallen op, raken, treffen, rammen op, beuken tegen, slaan, raken, treffen, slaan, klinken, proosten, toosten, een dreun geven, slaan, slaan, met een golfclub slaan, kloppen, aankloppen, dichtslaan, dichtsmijten, iemand in elkaar slaan, in elkaar slaan, slaan, een vuistslag geven, luid slaan, meppen, slaan, slaan, aankomen, raken, uithalen, stoten, een approach slag maken, stoten, rammen, vanuit de zij slaan, iemand in elkaar slaan, klauwen, krabben, putten, slaan, kloppen, rammen, beuken, bonken, een por geven, een stoot geven, slag, hameren, kloppen, kappen, hard slaan, rammen, beuken, toppen, snijden, de hersens inslaan, zachtjes slaan, slaan, met een leren zweep slaan. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord golpear

slaan

verbo transitivo

A pesar de sus súplicas, ella lo seguía golpeando.

treffen

verbo transitivo

La ciudad fue golpeada por la tormenta del martes.

slaan

Golpeó el escritorio con el puño tratando de hacer que entendieran su punto.

slaan

La bebé golpeó accidentalmente a su niñera con un juguete.

afranselen

El granizo golpeó los coches en el aparcamiento.

een mep/klap geven, slaan

El carpintero golpeó el clavo con el martillo.

stompen

verbo transitivo

Si va hacia ti, golpéalo.

slaan

¡Ouch! Me acabo de pegar en el codo con la esquina de la mesa.

klotsen

verbo transitivo

slaan, raken

El boxeador golpeó a su adversario.

slaan, stoten

El cartel golpeó a Dan en la cara.

dreunen, bonzen

Lo golpeé accidentalmente con mi pala en la cabeza.

raken, treffen

Zeus golpeó al soldado con un rayo.

botsen

slaan

verbo transitivo

El ruidoso tribunal quedó en silencio cuando el juez golpeó el martillo.

slaan

verbo transitivo

Me golpeó en la cabeza con el reverso de la mano.

aanvallen

verbo transitivo

El huracán nos golpeó sin previo aviso.

met een klap slaan

Las olas golpeaban la costa.

tikken

Jessica golpeó la puerta antes de entrar.

drive slaan

En el golf, encuentro más fácil golpear que hacer hoyo.

smeden

verbo transitivo

El artesano golpeó la pieza de metal hasta dejarla muy delgada.

herhaaldelijk slaan

Tanner golpeó la bolsa con todas sus fuerzas.

raken

verbo transitivo

El martinete golpea la viga con fuerza.

vallen op

(licht)

Cuando la luz golpea un objeto, las longitudes de onda que refleja determinan de qué color se verá el objeto.

raken, treffen

verbo transitivo

La noticia de la muerte de su primo lo golpeó con dureza.

rammen op, beuken tegen

verbo transitivo

Philip se hartó de las pullas de Edward, por lo que acabó golpeándolo.

slaan

La lluvia golpeaba la ventana.

raken, treffen

slaan

(deportes)

Emily bateó la pelota al campo izquierdo.

klinken, proosten, toosten

(brindis)

"Salud" dijo, y todos chocamos nuestras copas.

een dreun geven

slaan

(vrouw)

Su marido la maltrató durante años hasta que ella buscó ayuda.

slaan

Rick pegó a su amigo en el hombro.

met een golfclub slaan

El jugador le pegó a la bola alto en el aire.

kloppen, aankloppen

Larry tocó la puerta.

dichtslaan, dichtsmijten

(una puerta)

La adolescente cerró la puerta de un golpe cuando se fue de la habitación tras haber discutido con sus padres.

iemand in elkaar slaan

La pandilla lo aporreó y lo dio por muerto en las calles.

in elkaar slaan

Una pandilla de jóvenes le dio una paliza.

slaan, een vuistslag geven

Lleno de ira, Ben le dio un puñetazo a Harry.

luid slaan

(con ruido)

Antes de llegar al jardín, la manzana se cayó y golpeó en el tejado de la casa.

meppen, slaan

Josh le pegó en la mandíbula al hombre que le había insultado.

slaan

Golpeó a su hermano en el estómago con el puño.

aankomen, raken

(causar sufrimiento)

La noticia de la muerte de su padre la golpeó con dureza.

uithalen

Joyce estaba acariciando el gato cuando de repente este atacó.

stoten

(béisbol)

een approach slag maken

(golf)

El jugador de golf se aproximaba al green con confianza.

stoten, rammen

Un auto me golpeó con fuerza saliendo del estacionamiento.

vanuit de zij slaan

locución verbal

iemand in elkaar slaan

(informeel)

Un grupo de jóvenes golpeó a Henry.

klauwen, krabben

(van dier)

El gato estaba golpeando con la pata al ratón, molesto porque ya no quería jugar.

putten

(golf: zachtjes slaan)

Wendy golpeó la bola en el hoyo.

slaan, kloppen

(figurado)

El boxeador golpeó a su contrincante hasta tirarlo al suelo.

rammen, beuken, bonken

Peter golpeó con fuerza la puerta, abriéndola.

een por geven, een stoot geven

Me golpeó con su bastón y me dijo que me alejara de su jardín.

slag

nombre masculino

El constante golpear del hacha finalmente tuvo efecto y el árbol se empezó a caer.

hameren, kloppen

El herrero golpeó el trozo de acero con el martillo por horas.

kappen

(deportes) (sport)

hard slaan, rammen, beuken

locución verbal

Cuando lo levantó la música de su vecino, Leon golpeó con dureza la pared en señal de protesta.

toppen

(golf, voz inglesa) (golf; de bovenkant van de bal raken)

El golfista topeó la bola hacia el búnker de arena.

snijden

(golf, golpe con efecto a la derecha) (golf)

Si golpeas la pelota cortada acabará entre los árboles.

de hersens inslaan

locución verbal

Una pelota de golf le golpeó en la cabeza a mi pobre amigo, mientras miraba el torneo.

zachtjes slaan

Una pelota de béisbol golpeó suavemente a Tina en el hombro durante el entrenamiento.

slaan

locución verbal

Helena golpeó la mesa con los nudillos para llamar la atención de todos.

met een leren zweep slaan

locución verbal

Laten we Spaans leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van golpear in Spaans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Spaans.

Ken je iets van Spaans

Spaans (español), ook bekend als Castilla, is een taal van de Iberisch-Romaanse groep van de Romaanse talen, en de 4e meest voorkomende taal ter wereld volgens sommige bronnen, terwijl andere het als een 2e of 3e vermelden meest voorkomende taal. Het is de moedertaal van ongeveer 352 miljoen mensen en wordt gesproken door 417 miljoen mensen wanneer de sprekers als taal worden toegevoegd. sub (geschat in 1999). Spaans en Portugees hebben zeer vergelijkbare grammatica en woordenschat; Het aantal vergelijkbare woordenschat van deze twee talen is tot 89%. Spaans is de primaire taal van 20 landen over de hele wereld. Geschat wordt dat het totale aantal sprekers van het Spaans tussen de 470 en 500 miljoen ligt, waarmee het de op één na meest gesproken taal ter wereld is, gemeten naar het aantal moedertaalsprekers.